Fractaliteit
van de Evolutie
ook wel Fractaal Darwinisme
genoemd
(door Jules Ruis, geïnspireerd door prof.dr. Gert Binnig, nobelprijswinnaar
fysica)
De ‘broken dream’ (fractale
dimensie) van
loyaliteit, integriteit, moraliteit
en fractaliteit
Inleiding
In zijn zoekproces naar zingeving kan de mens vele wegen bewandelen.
Een aantal van deze routes loopt via gebaande paden, andere benaderingen
zijn verrassend nieuw. Het hele leven ziet er uit als een soort
Echternach-processie: twee stappen voorwaarts gevolgd door een stap
achterwaarts, waarna weer voorwaarts. Een weg van vallen en opstaan.
Trial and error. Uithuilen en opnieuw beginnen. Kennis en ervaring
worden omgezet in houding en gedrag. Aldoende leert men. Een ezel
stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen. Door schade en schande
wordt men wijs. Kortom: het zoekproces naar zingeving volgt een
fractaal patroon op meerdere niveaus.
Op 16-jarige leeftijd heb ik als telegram- en expresbesteller bij
de PTT ‘de’ eed afgelegd. Ik heb toen iets plechtig
beloofd. Het had met het briefgeheim te maken, maar ik kan me de
precieze inhoud niet meer herinneren. Op 23-jarige leeftijd bracht
ik een klein jaar door in een sanatorium. De les die ik daar leerde
was eenvoudig: buiten een goede gezondheid is alles te betrekkelijk
om me er ernstig zorgen om te maken. Toen ik 25 jaar was, beloofde
ik ‘trouw’ aan mijn partner. We kregen vervolgens kinderen.
Mijn loopbaan speelde zich af op de grens tussen de binnenkant en
de buitenkant van organisaties. In mijn ogen ging het steeds om
zaken die ik later ging samenvatten als ‘loyaliteit en integriteit’.
Na een confrontatie met ‘moraliteit’ heb ik in mijn
persoonlijk leven zo rond mijn zestigste levensjaar de werkelijkheid
van ‘fractaliteit’ ontdekt. Hieronder volgt een verslag.
Loyaliteit
Na 10 jaar bedrijfsleven, werkte ik meer dan 25 jaar op de Technische
Universiteit Eindhoven. Loyaal en integer, zo betitelde ik mijn
houding en gedrag. De TU/e was voor mij heilig; ik was onkreukbaar.
De twee begrippen waren voor mij praktisch synoniem. Totdat een
nieuwe voorzitter van het College van Bestuur me in 1996 in een ‘one-minute-talk’
vertelde, dat een door hem uitgevoerde brede verkenning binnen en
buiten de TU/e had opgeleverd, dat ik te veel macht bezat, dat er
vanaf dat moment op de TU/e maar één persoon de dienst
uitmaakte en politiek bedreef, en dat was hij, en dat hij mij daarbij
niet kon gebruiken. Punt!
Maanden lang stoeide ik met deze mededeling. Enkele jaren zat ik
met dit standpunt in mijn maag. Geleidelijk aan verhardde ik, ja
verzuurde ik. Cynisme sloeg om in verbittering. Ik belandde ziek
thuis en voelde me volledig en door iedereen in de steek gelaten,
op enkele uitzonderingen na: mijn vrouw, mijn kinderen en mijn huisarts.
Zij sleepten me door een ernstige crisis. Ik zag waanbeelden; ik
werd aangevallen door vreemde wezens met koppen van mijn TU/e-bazen;
ik dreigde alle grip op mezelf te verliezen. De TU/e was mijn hele
leven geweest. Mijn verworvenheden werden me in mijn ogen op onrechtvaardige
wijze ontnomen. Met behulp van een goede psychotherapeute ontdekte
ik toch een nieuw begin. Door verdieping van het inzicht in mezelf
ontstond weer uitzicht. Door los te komen van de TU/e kreeg ik weer
vat op mezelf. Het verschil tussen loyaliteit en integriteit werd
me langzaam duidelijk. Loyaliteit had te maken met de TU/e. Integriteit
zei iets over mijn eigen innerlijke opvattingen en belevingen. Ik
moest mijn loyaliteit loslaten om mijn integriteit te kunnen behouden.
Na deze vitale ontdekking ging alles snel beter. Ik pakte de verantwoordelijkheid
voor mijn eigen leven weer op, draaide een aantal laatste klussen
op de TU/e en ging in 2001 vervroegd met pensioen.
Integriteit
Toen ik ‘verlost’ was van mijn loyaliteit als last kon
ik me concentreren op mijn binnenste, op wat ik dus ‘integriteit’
noemde. Onkreukbaar was ik. Maar wat ik aanvankelijk als een groot
goed beschouwde, bleek weldra een wassen neus te zijn. In mijn nieuwe
situatie thuis bleek hoe fragiel mijn definitie van integriteit
wel was, toen deze slechts gekoppeld bleek aan mijn eigen innerlijke
belevingen en opvattingen. Mijn integriteit kwam bij mijn partner
over als botheid. Geen concessies doen betekende aanvaringen met
haar op bijna ieder punt van discussie. Ik wilde wel iets in het
huishouden betekenen. Mijn partner mocht me zeggen ‘wat’
ik mocht/moest doen, maar een aanvulling van haar kant voor het
‘hoe en wanneer’ was voor mij onhanteerbaar. Aldus ontdekte
ik dat ‘integriteit’ zonder koppeling aan iets van buiten
mezelf nauwelijks praktische betekenis heeft, althans niet in een
leven met anderen. Dan dus maar ‘sans famille’ (alleen
op de wereld) verder. Ik trok me terug in mijn schulp. Ik zocht
de veiligheid van mijn innerlijke integriteit. ‘Laat mij maar’
was een veel door mij gebezigde uitspraak. Mijn computer werd mijn
speeltje. Teruggetrokken in mijzelf, op zoek naar de ‘waarheid’
van het leven. Ik ontdekte de wiskundige wereld van ‘fractals’,
geometrische objecten van een ongekende schoonheid. Ik hanteerde
een nieuwe stelling: “Ik hoop niks, ik vrees niks, ik ben
vrij.” Vrij van macht, vrij van belang, vrij van verplichtingen.
Maar ook vrij van uitdagingen, dus bijna klaar om te sterven. Toen
trok mijn partner aan de bel.
Moraliteit
Ik schrok wakker. Zij eiste aandacht. Zij vroeg om meer betrokkenheid
van mij bij onze kinderen en kleinkind. Samen gingen we weer golfen.
Met vrienden speelden we bridge. Mijn enge binnenwereld werd weer
verbreed met een deels bestaande en een deels nieuwe buitenwereld.
De verbinding met mijn partner en onze kinderen en kleinkinderen
was relatief eenvoudig. Ik wilde dat zelf ook graag. Ik had me er
gewoon voor afgesloten, als een soort overlevingsstrategie. Maar
opnieuw mijn houding bepalen t.o.v. een nieuwe buitenwereld was
aanzienlijk moeilijker. Ik wilde niet meer de klakkeloze loyaliteit
aangaan die ik voor de TU/e had opgebracht. Maar wat dan wel? Mochten
alle normen en waarden ter discussie staan? Waaraan ontlenen geloof
en politiek hun gezag? Samen met mijn partner waren enkele punten
snel duidelijk. De katholieke kerk kon ons gestolen worden. We zegden
ons lidmaatschap van deze institutie op. Ook tal van andere opvattingen
werden onderwerp van gesprek. Niet eerder in mijn leven ter discussie
gestelde meningen werden zonder veel omhaal aan de kant gezet. Normen
en waarden, die eerder een vaste leidraad waren, kregen andere betekenis.
Kern van mijn bestaan werd de vraag in hoeverre maatschappelijke
waarden mijn dagelijks handelen mogen/moeten bepalen Ik noemde dit
gemakshalve maar ‘het vraagstuk van de moraliteit’.
Zo vroeg ik me onder andere af of ‘democratie’ wel het
meest verheven stelsel is. Is vrijheid van meningsuiting van een
hogere orde dan fatsoen om andere mensen niet te kwetsen? Is de
stelling ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een
ander niet’ in alle situaties de meest praktische leidraad
voor het dagelijks handelen? Of moet gewoon eerst honger en armoede
de wereld uit, alvorens er sprake kan zijn van welke vorm en inhoud
van moraliteit dan ook?
Fractaliteit
Ik ben in mijn verhaal aangekomen in het heden. Een aantal antwoorden
op de gestelde vragen heb ik inmiddels gevonden. Ik heb gelukkig
de vrijheid om te zwijgen over zaken waarover ik niet wil spreken.
Dat is voor mij het grootste goed geworden. De vrijheid om te denken
wat ik wil. Bij het denken in vrijheid hoort ook het voelen in vrijheid.
Ik wil me graag bewust worden van de ‘interactie’ die er is tussen mijn denken
en mijn voelen. Mijn oude integriteit bestond uit een vrij consequent
ja/nee denken: 1+1=2. Bij dat soort integriteit behoort geen of
nauwelijks nuance. Iets is goed of iets is fout. Echter, de nieuwe
fractale geometrie heeft me ook een nieuw bewustzijn gebracht. De
oude euclidische wiskunde, de geometrie van de rechtlijnigheid,
is ook mentaal bij mij vervangen door de fractale wiskunde; dit
is de realiteit van de gebroken dimensie: 1 + 1 is zo ongeveer 2,
soms wat meer en soms wat minder. Het daarmee samenhangende intuïtieve
gevoel noem ik fractaliteit. Het is een innerlijke beleving die
gekoppeld is aan moraliteit vol nuances, afhankelijk van tijd, ruimte
en de relatie met anderen. Het is de fractaliteit van de evolutie.
Dit houdt voor mij in de weg te mogen bewandelen die de meeste kans
biedt om te overleven, maar dan in overdrachtelijke zin. Het betekent
het loslaten van wat mij beperkt in mijn ontwikkeling. Het is voor
mij het loslaten van loyaliteit, integriteit en moraliteit. Om uiteindelijk
lichamelijk te kunnen opgaan in waaruit ik ben voortgekomen, het
stof der aarde. Mijn (klein)kinderen leven voort. Zal het voortbestaan
van mijn geestelijk gedachtegoed daarna dan toch een illusie, ‘a
broken dream’, blijken te zijn?
22 maart 2006,
Jules Ruis.