Machinebouw industrie, kennisinstellingen en overheden moeten een
gezamenlijk zoekproces opstarten naar de killer applications van morgen.
Julius Caesar met Asterix en Obelix
In het gebied dat we anno 2006 als het Benelux Middengebied aanduiden
leefde aan het begin van de 20e eeuw een volk van hardwerkende ambachtslieden.
In tegenstelling tot de Noordelijke Nederlanden die veelal het protestante
geloof beleden, was dit deel van de bevolking altijd meer onder
Romeinse invloed gebleven. Het is het gebied van de Zuidelijke Nederlanden
van 1815, wat we thans het Industriële Zuiden noemen. Dit gebied
werd 2000 jaar geleden ontdekt door de Romeinen. Hun keizer Julius
Caesar begint zijn boek “De Bello Gallico” (over de
Gallische Oorlog) als volgt: “Gallia omnia divisa est in partes
tres quarum unam incolunt Belgae, aliam Aquitani, tertiam qui ipsorum
lingua Celtae, nostra Galli appellantur.” hetgeen in het Nederlands
betekent: “Gallië als geheel is verdeeld in drie delen,
waarvan een deel de Belgen de bewoners zijn, een ander deel de Aquitani
(ZW Frankrijk) en een derde deel dat de Keltische taal spreekt,
die door ons Galliers worden genoemd.”
Zo'n 2000 jaar geleden was heel Gallië dus bezet door soldaten
van Caesar, de Romeinse veldheer. Héél Gallië?
Nee, een kleine nederzetting bleef moedig weerstand bieden aan de
overweldigers en maakte het leven van de Romeinen in de omringende
legerplaatsen bepaald niet gemakkelijk. Rene Goscinny en Albert
Uderzo creëerden in de Franse magazine Pilote in 1959 het wereldberoemde
duo Asterix en Obelix. Inmiddels zijn hun albums in meer dan 100
talen en dialecten uitgegeven.
Kabouters
In het jaar 470 na Chr. schreef de Romeinse sergeant Publis Ocatvus,
die in de buurt van Leiden woonde het volgende:
"Hodie oculis meis ipsis homunculum vidi.
Pileum rubrum et tunican caeruleam gessit.
Habuit barbam albam et bracas viridas
Dixit annos vix XX habitare in patibus meis.
Verba nostra fecit mixta cum verbis extraneis...."
Vandaag heb ik met eigen ogen een miniatuurmensje gezien.
Hij droeg een rode muts en een blauw hemd.
Hij had een witte baard en een groene broek.
Hij zei dat hij amper 20 jaar in dit land woonde.
Hij sprak onze taal vermengd met vreemde woorden..."
Rond 1200 na Chr. vond de zweed Frederik Ugarph in het toenmalige
Nidaros (thans Trondheim, Noorwegen) in een primitieve visserswoning
een houten beeldje van 15 cm hoog, gemeten zonder sokkel. In het
voetstukje stond gegraveerd: "Nisse - riktig storrelse", wat betekent:
Kabouter, ware grootte. Het beeldje was sinds mensenheugenis in
de vissersfamilie. Het bevindt zich nu in de particuliere kunstverzameling
van de familie Oliv te Uppsala. Onderzoek heeft aangetoond dat het beeldje
ouder dan 2000 jaar is.
Het woord Kabouter is afgeleid van Kobold, dat weer komt van het
woord Kuba-Walda, wat "huisbestuurder" of "huisgeest"
betekent in het oud-germaans. Vroeger was de kabouter een geaccepteerd
lid van de maatschappij, van hoog tot laag zag iedereen hem regelmatig,
werd door hem beloond, bestraft, geholpen of geplaagd en vond dat
normaal. Later is de kabouter teruggedreven naar schuilhoeken boven
en onder de grond, waar hij zich aan onze waarneming onttrekt.
Prof. dr. Gert Frens uit Eersel houdt
lezingen over kabouterverhalen.
Vraag een onwillekeurige groep mensen naar het verschil tussen dwergen
en kabouters, dan zijn ze het daar snel over eens. Dwergen horen
als sprookjesfiguren tot dezelfde wereld als elfen en feeën,
kabouters zijn menselijker. Zie bijvoorbeeld het fraaie boek van
tekenaar Rien Poortvliet en Wil Huygen over Leven en werken van
de Kabouter. Kabouters zijn handig en behulpzaam in huis. Toveren
kunnen ze niet. Frens, geboren in Hoorn (NH) maar wonend in Eersel,
genoot zijn klassieke opleiding aan het Murmellius gymnasium in
Alkmaar en hij studeerde scheikunde aan de rijksuniversiteit van
Utrecht. Na zijn promotie in de wiskunde en natuurwetenschappen
werkte hij vele jaren op het Natlab bij Philips in Eindhoven. In
een kring van wetenschappers zijn aan een lunchtafel van het natuurkundig
laboratorium zijn ideeën over kabouters in de Kempen ontstaan.
Daarover gaat zijn lezing. Sinds 1987 is Frens hoogleraar in de
fysische chemie aan de technische universiteit van Delft. 'Kabouters
hebben bestaan. Ze zijn in de loop van de 8ste eeuw van het toneel
verdwenen, als gevolg van het Frankisch imperialisme.' Deze stelling
hoort bij het academisch proefschrift van dr C.van den Brekel en
was de conclusie van lange tafelgesprekken onder natuurwetenschappers
over de historiciteit van de kabouter. Uitgangspunt waren de oude,
gelokaliseerde kabouterverhalen uit de Kempen. Als daar een historische
kern in valt te ontdekken, moeten ooit ergens kabouters hebben bestaan.
Maar dan zouden er behalve verhalen ook archeologische vondsten
en geschiedkundige gegevens moeten zijn waaruit gereconstrueerd
kan worden wie of wat kabouters eigenlijk waren. De oude verhalen
zeggen dat na de dood van hun koning Kyrië de kabouters uit
onze streken zijn verdwenen. Kabouterkoning Kyrië woonde volgens
de overlevering op de Kerkakkers in Hoogeloon. Op die plaats hebben
archeologen van de Vrije universiteit bij hun Kempenproject een
grote Romeinse villa gevonden. Had zich daar een rijke Romein op
het Brabantse platteland gevestigd? Of vormde die opgraving het
experimentele bewijs dat Kyrië en zijn kabouters daar echt
gewoond en dus bestaan hebben?
Historische vondst in Deurne
Dinsdag 24 januari 2006 - Archeologen van de Vrije Universiteit
van Amsterdam zoeken op het toekomstig industrieterrein bij de Grote
Bottel in Deurne naar sporen van enkele boerderijen en stallen uit
de Romeinse tijd. In totaal zijn tot nu toe de resten van vijftien
boerderijen gevonden, afkomstig uit verschillende tijden. De archeologen
spreken van een belangrijke vondst voor de Zuid-Nederlandse archeologie.
„Het geeft ons de kans de geschiedenis van een hele nederzetting
te onderzoeken.“
De Paddestoel waar artificiële Kabouters tot
leven komen
'Successen in het verleden geven geen garantie voor de toekomst'.
Toch zoeken we thans in de regio Zuidoost-Brabant naar verbindingen
tussen verleden, heden en toekomst. Zou het ‘man-on-the-moon’-project
voor de regio Zuidoost-Brabant gekoppeld kunnen worden aan de verhalen
en legenden uit het verleden. Het antwoord lijkt voor de hand te
liggen. Ja dus! Wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen
wijzen in de richting van de maken van steeds intelligentere producten,
gebaseerd op nanotechnologie en resulterend in artificieel (dus
door de mens gemaakt) complexe adaptieve systemen, in feite echt
levend volgens de definitie van zelforganiserend vermogen, verbonden
in een netwerk van zich herhalende patronen, ook wel fractals (of Living Technology ) genoemd.
De eerste voorbeelden van deze nieuwe producten kennen we. Kleine
robotjes, voorzien van velerlei sensoren, chips en andere intelligentie.
Ze zijn er klein en groot, ze kunnen lopen en bewegen zich razendsnel
door de lucht. Het zijn de tot leven gekomen kabouters, dwergen
en elfjes die aan de mensheid dienstbaar zijn. Zij gaan zorgen voor
een duurzame ontwikkeling van de samenleving. Zij zullen in het
echt de klussen klaren, die we hen in onze sprookjes al eeuwen hebben
toebedeeld. Deze ABCDE-producten worden gemaakt met machines uit
de regio Zuidoost-Brabant. We hebben voor de kaboutertjes
ook een eigen huis; een Paddestoel met een hoofdletter; het Evoluon
te Eindhoven, de Paddestoel waar artificiële Kabouters tot leven komen.
Het dwergenland Moria uit Tolkiens roman 'In de ban van de Ring' wordt werkelijkheid.
Daarmee is de cirkel rond. Verleden, heden en toekomst gekoppeld in een
wenkend perspectief. Het ‘man-on-the-moon’-project voor Zuidoost-Brabant dicht
bij huis. Onze kinderen en kleinkinderen zullen er blij mee zijn.
25 januari 2006
Jules Ruis.