Harry Hendriks
van Philips Electronics Nederland:
Kennisindustrie topprioriteit
in ‘Interactie’ nummer 3, het magazine van de BZW, d.d.
juli 2004
“De noodzaak te veranderen is groot. De
huidige situatie mag niet langer duren. We moeten absoluut voorkomen
dat Nederland een sociale werkplaats wordt.” Dit antwoordt Harry
Hendriks, directievoorzitter van Philips Electronics Nederland, als
we hem vragen naar de ontwikkeling van de Nederlandse economie. “We
leven in een tijd van mondialisering, vrijhandel en open markten. De
gevolgen: lage prijzen voor consumenten, meer concurrentie tussen producenten.
We zijn nog echt nog niet over de dip heen. We moeten veranderen. Productiewerk
met weinig toegevoegde waarde is moeilijk te handhaven in ons land.
In plaats daarvan moeten we ons richten op fabricage met veel toegevoegde
waarde. Dat begint met hoogwaardige research en productontwikkeling.
Wat ons betreft heeft de kennisindustrie topprioriteit. Daarmee kan
het Nederlandse bedrijfsleven haar wereldwijde concurrentiepositie versterken.”
De ontmoeting met Harry Hendriks vindt plaats in een tijdelijk onderkomen
aan de Boschdijk in Eindhoven. Philips Electronics Nederland blijft
hier totdat de renovatie van het hoofdkantoor is afgerond. Daarna wordt
het een kantoor van Philips Semiconductors. Het is duidelijk dat Philips
blijft investeren in de regio. Een ander goed voorbeeld daarvan is de
High Tech Campus Eindhoven. Daarin steekt Philips ruim 500 miljoen euro.
“Ik hoor en lees dat we Nederland langzaam de rug toekeren. Die
vrees is ongegrond. We zijn hier groot en we blijven hier groot, hoewel
de aard en omvang van onze aanwezigheid zal veranderen”, aldus
een stellige Hendriks. “De nadruk komt meer te liggen op kennisintensieve
activiteiten en minder op arbeidsintensieve bedrijvigheid. In Nederland
focussen we op research en productontwikkeling, kijk maar naar de High
Tech
Campus Eindhoven. Daarnaast streven we naar productie met hoge toegevoegde
waarde. Denk daarbij aan onze chipfabriek in Nijmegen.”
Innoveren
De overgang naar een kennisgerichte onderneming betekent het verplaatsen
van productiewerk naar lagelonenlanden. Hendriks: “Er zijn veel
redenen waarom werkgelegenheid zich de laatste jaren in hoog tempo verplaatst
naar landen buiten West-Europa. De relatieve arbeidskosten zijn er lager,
veel handelsbeperkingen zijn verdwenen en de infrastructuurvoor buitenlandse
investeerders is er verbeterd. Daarnaast verlenen de overheden er actieve
steun, groeien lokale markten razendsnel en heeft de mondiale digitalisering
communicatiebarrières geslecht.” “Als de consument
in de winkel kan kiezen tussen twee identieke lampjes, waarvan de een
het vijfvoudige kost van de ander, dan is de keuze snel gemaakt. Laten
we er niet omheen draaien: massaproductie, waarvoor relatief weinig
kennis nodig is, is in Nederland niet meer concurrerend te organiseren.”
Hoe zit het dan met de Nederlandse maakindustrie, die sterk vertegenwoordigd
is in het zuiden? Moeten die hun biezen pakken en verkassen naar het
buitenland? “Een deel van die activiteiten staat inderdaad onder
druk. Maar laten we niet vergeten dat een belangrijk gedeelte wel degelijk
toekomstkansen heeft; simpelweg door factoren als een goede concurrentiepositie,
prima service, nabijheid en een eigen specifieke marktinvulling. Maar
ik ben er tegelijkertijd van overtuigd dat het verlies aan banen kan
worden opgevangen door vernieuwing van productie en producten. Voortdurend
blijven innoveren is het devies, waarbij we over de grenzen van het
eigen land heen moeten durven kijken. Wie tien jaar geleden riep dat
we nu niet zonder e-mail en mobiele telefoon zouden kunnen, verklaarden
we voor gek. De Nederlandse industrie moet blijven vernieuwen. Dat kan
niet zonder te investeren in research en productontwikkeling. Kennis
en productie kunnen niet zonder elkaar. De veelgebruikte kreet ‘kenniseconomie’
is dan ook een ongelukkige. Ik spreek liever over de kennisindustrie.
Vernieuwing vraagt om kennis, maar kennis die niet kan worden toegepast
is nutteloos. Daarvoor heb je de industrie nodig. Van kennis naar kunde
naar kassa! Het bedrijfsleven, de overheid en kennisinstellingen moeten
daar gezamenlijk de schouders onder zetten.”
Concurreren
Natuurlijk gebeurt er al heel wat in deze richting. Hendriks: “Eindhoven
kreeg onlangs de aparte positie als ‘brainport’, waarmee
het belang van Zuidoost-Brabant als toonaangevende regio op het gebied
van technologie en innovatie is erkend. Pessimisten onder ons zijn hiervan
niet onder de indruk omdat het financieel niets oplevert. Ik zie het
echter als een belangrijke eerste stap voor onze regio naar een betere
positie in Den Haag en Brussel. We staan nu op de kaart en op het netvlies
van de juiste personen”, aldus Hendriks. “Verder ondertekenden
onlangs de burgemeesters van Aken, Eindhoven en Leuven een intentieverklaring
om de samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen in die driehoek
te versterken. We kunnen veel van elkaar leren. Dankzij de kritische
massa die we gezamenlijk bereiken, kunnen we als regio internationaal
concurreren met andere Europese topregio’s op het gebied van onderzoek
en ontwikkeling. In de regio Leuven alleen al zijn de afgelopen jaren
als spin-off van R&D-inspanningen meer dan honderd nieuwe bedrijven
ontstaan die samen zo’n 4,5 miljard euro omzetten Dat is een goed
voorbeeld voor Brabant.” Een belangrijk speerpunt voor Philips
in het versterken van de kennisindustrie is de High Tech Campus Eindhoven.
“We investeren daarin meer dan een half miljard euro. Dat wordt
een topcentre voor technological excellence. Op basis van open innovatie,
waarbij faciliteiten, diensten en kennis worden gedeeld, kunnen bedrijven
versneld vernieuwende ideeën ontwikkelen. De campus stellen we
ook open voor andere bedrijven. Een aantal jonge bedrijven als Dalsa
en Fluxxion zijn er al gehuisvest”, zegt Hendriks. “We vinden
het belangrijk dat ook niet-Philips bedrijven optimaal profiteren van
de campus. Immers, ook Philips vaart wel bij een sterke regionale economie.
Daarom zijn we op zoek naar mogelijkheden om de kennis op laagdrempelige
wijze toegankelijk te maken voor zowel kleine als grote bedrijven.”
Stimuleren
“Het tempo waarin we de goede kant opgaan, is veel te laag. Dat
moet snel omhoog. Ik zie daar een belangrijke taak weggelegd voor de
overheid. Minder bureaucratie is noodzakelijk. Ondernemen moet weer
leuk worden. Dat lukt niet als je veel tijd kwijt bent doorallerlei
regelgeving en procedures. Vermindering van de collectieve lasten, langer
en flexibeler werken, concurrerende belastingtarieven, ontslagrecht,
enzovoort; allemaal terreinen waar nog het nodige dient te gebeuren.
De overheid zal veel sneller en veel beter moeten faciliteren en stimuleren.”
Hendriks: “Het is belangrijk dat we gezamenlijk de kennisindustrie
sterk maken. Bedrijven in de maakindustrie en bedrijven en instellingen
in de kennisontwikkeling hebben elkaar nodig. Ook de overheid speelt
daarbij een belangrijke rol als het gaat om regelgeving, stimulering
en onderwijs. Maar, wat ik minstens zo belangrijk vind is dat ondernemers
weer gaan ondernemen. Daarmee bedoel ik keuzes maken, risico’s
nemen en van zich laten horen. In dit land en ook in deze regio zijn
we langzaam ingedut. We hebben te lang vastgehouden aan opgebouwde zekerheden.
Die tellen nu niet meer. Ontwikkelingen als mondialisering, keiharde
internationale concurrentie en vergrijzing dwingen ons snel te handelen.
Of we daarmee op tijd zijn gestart en snel genoeg zijn, zal de toekomst
uitwijzen. Ik ben ervan overtuigd dat als we als regio de handen ineenslaan,
we binnen afzienbare tijd weer internationaal aan de economische top
staan.”
|