TIM Benelux Middengebied Technologieland
|
Zuid-Nederland technologieland LINK Magazine Rondetafeldiscussie OVER POTENTIE
EN IMAGO VAN DE INDUSTRIE Aan tafel:
Agenda EZ-gedeputeerde Martin Eurlings van de Provincie Limburg is gecharmeerd
van die uitgesproken koers van IMEC. Hij zou ook voor Zuid-Nederland
willen toewerken naar een duidelijke regionale ontwikkelingsagenda,
zegt hij. ‘Als we hier naar die sterk innovatieve regio willen,
dan moeten we eerst heel clean en analytisch bekijken waar de meerwaarde
van onze regio precies inzit, waar onze kansen liggen. We kunnen geen
duizend bloemen laten bloeien. Laten we bepalen waarvoor we nu echt
willen gaan.’ Natuurlijk zijn er substantiële investeringen
nodig zijn van de overheid voor de gewenste ontwikkelingen. Maar dat
geld, vooral vanuit Europa, is er volgens hem genoeg. Pak er hooguit
drie dingen uit - en in de slipstream daarvan komt nog wel het een
en ander mee -, maar focus. En leg de lat hoog. ‘Onze regio
heeft die toppotentie. We zijn sterker in ict dan in Grenoble, maar
daar weten ze hun verhaal beter te brengen. Inhoudelijke speerpunten
en een ondernemersklimaat hebben we nodig.’ Ecosysteem Dat kiezen is een goeie, zegt discussieleider Jan Smeekens, directeur van ontwikkelingsmaatschappij NV Rede. ‘Maar als we zeggen: ‘we’ moeten keuzes maken, wie is die ‘we’ dan eigenlijk?’ ‘Philips’, wordt er hier en daar aan tafel gegrapt. Philips kiest in haar eentje helemaal niets voor de regio. Ze zoekt wereldwijd de samenwerking en zal daarbij steeds de optimale omgeving voor zichzélf opzoeken, benadrukt Harry Hendriks, directievoorzitter van Philips Nederland. ‘Onze onderzoek op het gebied van micro-elektronica hebben we grotendeels uit Nederland weggehaald en in Leuven geconcentreerd in verband met de schaalgrootte en massa. En op andere domeinen zou dat terugtrekken uit Nederland ook kunnen gebeuren. We willen steeds een optimaal ecosysteem van kennisontwikkeling en ondernemerschap om ons heen.’ Op dit moment vindt Philips dat voor de micro-elektronica in Leuven, de systeemintegratie in Eindhoven en de biotechnologie en de lichttechnologie in Aken. ‘Dat zijn drie uitstekende technologiepilaren voor onze business.’ Hendriks heeft een wijze raad voor de regio: bundel de krachten en kijk vooral naar de sterkten die er al zijn. Als er gekozen moet worden voor de regio, is het beste uitgangspunt waarschijnlijk om consistent voort te bouwen op wat we hebben, beaamt directeur George van Os van het Dutch Polymer Institute (DPI), één van de vier technologische topinstituten in Nederland. Het is onzin om het ineens over een andere boeg te willen gooien. ‘Zo’n IMEC heeft jaren geleden gekozen voor de micro-elektronica toen het nog helemaal niet zo opportuun was om daarin te stappen. Zou je datzelfde nu doen, dan ben je al veel te laat. Dus waar we nu helemaal nieuw in moeten stappen: ik zou het wel eens willen horen.’ Er zit een lange tijdsfactor in dit soort processen. Zijn DPI bijvoorbeeld is nu zeven jaar bezig en begint langzamerhand iets van een kritische massa in de polymerenwereld te krijgen. ‘Natuurlijk is er wel flexibiliteit; we zijn met basic plastics begonnen en zitten nu sterk op functionele polymeren. Maar we moeten de discipline opbrengen om ook bij die keuze te blijven. Dat is moeilijk in ons politieke stelsel, want iedereen wil achter hypes aan. Nu is dat life sciences. Maar bij hypes weet je zeker dat je je geld verspilt. Je bent per definitie te laat en anderen zijn al beter.’ Ruimte scheppen Zuid-Nederland zou zeker niet te obsessief moeten plannen en focussen, meent Martin Hinoul van Leuven.Inc, de interface tussen wetenschap en bedrijfsleven. ‘Ik ben promotor van het spontane. Met doelgericht moet je oppassen. Het belangrijkste is dat je een goed stuk technologie identificeert en daar een businessomgeving omheen creëert. Schep vooral ruimte, biedt financiering en begeleiding, regel de intellectual property rights. Daar kan de overheid een rol bij spelen.’ Leuven telt nu 310 technologiebedrijven, waaronder 80 spin-offs. ‘En houdt u vast: ze hebben een totaalomzet van 4,4 miljard euro. Die visibiliteit en kritische massa zijn van groot belang. Nu zeggen we: we willen naar 500 bedrijven met 8 miljard omzet. De groei is grotendeels vanzelf gegaan: we hadden bio en ict, we kregen bio-informatics.’ Hinoul ziet ook in de regio Zuid-Nederland alle ingrediënten aanwezig voor spontane ontwikkelingen. ‘Nu gaat het vooral om het vinden van het goede ‘bouillabaisse-recept’, het recept om er ook een goede soep van te koken. Daarvoor heb je sterke individuen nodig.’ Directeur Ron Kok van de OTB Group in Eindhoven, leverancier van onder meer slimme inline productiemachines, is een mooi voorbeeld van zo’n ondernemer die steeds weer nieuwe kansen ruikt en tegelijkertijd voortbouwt op wat er is in de regio. Hij vertelt de andere heren aan tafel hoe hij een dag eerder een contract gesloten heeft met een paar Israëliërs om hier in Eindhoven een inktjetprinter te ontwikkelen voor de productie van organische LED-beeldschermen. ‘Dat hoop ik samen met het DPI te doen. En intussen wil ik ook de machine van dertig miljoen gaan bouwen om de backplates voor die schermen te bouwen. Dat heeft echt toegevoegde waarde en kan heel goed hier in Nederland.’ We hebben een heleboel, we kunnen een heleboel, benadrukt Kok. ‘Buitenlanders vallen de ogen uit de kop als ze in de regio komen kijken. DAF en Philips hebben hier jarenlang de zaak gedomineerd en zijn zelf logischerwijs compleet veranderd. Maar er is nog wel een enorme hoeveelheid spin-offs en toeleveranciers uit die tijd. Er zitten hier wel 50.000 mensen in machinefabrieken op werk te wachten. Wat gaan we dus nu doen? Laten we wat zij kunnen nu niet ineens allemaal in de sloot gooien.’ Handen in de zakken We moeten gebruik maken van de sterktes die er zijn, en daarbij vooral het geloof in eigen kunnen sterker uitdragen, aldus de discussiedeelnemers. Philips-topman Hendriks heeft het over the best kept secret. ‘We hadden vorig jaar een Brabantse dag voor de EU in Brussel. Het draait om drie zaken, werd daar gezegd: talent, technology & culture. Nou, talent en technologie daar barsten we van. En de Zuid-Nederlandse samenwerkingscultuur hier hoef ik toch niet uit te leggen. Die klinkt als een klok. Dit is het Europa van de toekomst. Maar we staan wel een beetje met de handen in de zakken en praten er niet zoveel over.’ Amandus Lundqvist, voorzitter van het college van bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven, ontdekte tijdens het High Tech Connections Silicon Valley Forum in San Jose (zie het verhaal hiervoor) pas goed wat voor geweldige bedrijven in zijn eigen regio zitten. Lundqvist: ‘We mogen onszelf meer promoten. Het is van groot belang voor alle partijen dat we in een regio zitten die echt duidelijk stáát op de wereldkaart. Silicon Valley heeft natuurlijk de kennis, maar het is ook een flink stuk imago. Ik heb heel lang in de raad van toezicht van Nederland Distributieland gezeten. Daar hadden we een eensluidende, aansprekende boodschap die heel duidelijk over is gekomen’, aldus de Tu/e-voorzitter. Ik heb nu spijt dat ik het ooit gedaan heb, zegt hij schertsend erachteraan. Nederland Distributieland is wel een erg bekende kreet geworden. ‘Bedenk ook eens zoiets voor de maakindustrie’, springt EZ-gedeputeerde Onno Hoes van de Provincie Noord-Brabant erop in. De provincie bezint zich intensief op manieren om het gewenste imago van Zuid-Nederland als toptechregio op ieders netvlies te krijgen. Hoes heeft een heilig geloof in de industrie. Hij noemt het dé grote winst van de afgelopen jaren dat er zo constructief wordt samengewerkt. ‘Overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven wijzen niet meer naar elkaar als er iets moet gebeuren.’ Hij noemt een paar urgente dingen waar de schouders gezamenlijk onder kunnen worden gezet. ‘We moeten onze starters goed ondersteunen, met coaching en seed capital, en ook naar de financieringsperikelen van bestaande bedrijven kijken. Bovendien vraagt een betere toegankelijkheid van de TU/e, Fontys Hogescholen en TNO alle aandacht.’ Werkvloer Dat laatste spreekt ondernemer Ron Kok zeer aan. Hij zou veel intenser met het hoger onderwijs willen samenwerken. ‘Ik zou iedere student over de werkvloer willen sleuren van: kijk eens hoe mooi het hier is, kijk eens wat je zelf kunt maken. Universiteiten moeten het economische model meer promoten. Techniekstudenten doen nu een leuk afstudeeronderzoek, medewerkers schrijven mooie proefschriften en daarmee is het afgelopen. Universiteiten vercommercialiseren hun kennis niet.’ Het gaat niet om die mooie rapportjes, het gaat erom wat er uitkomt, aan industrie, aan werkgelegenheid. Er moet brood op de plank. ‘Natuurlijk zijn kennisinstellingen er voor het wetenschappelijk onderzoek, maar we mogen de praktijk niet vergeten. We hebben elkaar keihard nodig.’ Lundqvist kan hem geruststellen. Kennisvalorisatie geldt voor de TU/e nu echt serieus als derde taak. ‘Het is een absoluut essentieel element in de totale kennisketen. Natuurlijk moet het nog gaan leven. Als je een gemiddelde hoogleraar vraagt waarvoor hij verantwoordelijk is, dan noemt hij nog steeds alleen onderwijs en onderzoek. Maar de druk van valorisatie begint te leven. Tegenwoordig krijg ik haast wekelijks mensen bij me met een idee voor een start-up. We hebben ook heel nadrukkelijk ons oor te luisteren gelegd hoe ze die vermarkting in Leuven aanpakken, rondom de universiteit van Leuven en IMEC.’ Competitief Peter Gerretse, algemeen directeur Vanderlande Industries in Veghel,
wereldwijd leverancier van material handling-oplossingen met bijvoorbeeld
vele vliegvelden als klant, hoort het allemaal met belangstelling
aan: ‘Interessante discussie, heb ik op mijn papier geschreven.
Normaal gesproken denk ik helemaal niet zo na over de regio. Ik denk
vooral van: hoe krijg ik mijn orders binnen? We doen best complexe
projecten, sommige van 500 miljoen euro, maar het is echt een nichemarkt.
Wat heb ik nodig van de regio om succesvol te zijn? Ik heb behoefte
aan een innovatief mkb dat me redelijk competitief van allerlei spullen
kan voorzien. Een apart topinstituut voor material handling zie ik
niet komen, en dat hoeft ook niet. Maar ik zit het liefst wel in een
hightech regio met een goede reputatie, veel spin-offs en hoogopgeleide
mensen die hier graag wonen. Daar kan ik mijn ondernemende medewerkers
vandaan halen die ik over de hele wereld kan sturen.’ Het gaat
niet alleen om kennis en technologie, vult Roger De Keersmaecker,
directeur strategische relaties IMEC hem aan. ‘De kwaliteit
van werken én leven. Dat trekt toponderzoekers en ondernemers.
Laten we met zijn allen zorgen dat het ecosysteem klopt.’ ------------------------------------------------------- (c) 2000-2004 Link magazine, april 2004 ------------------------------------------------------- |