Om het ontstaan van interactieve, symbiotische
samenlevingen en toekomstige ondernemingen voor te bereiden, zijn nieuwe
organisaties en bestuursvormen nodig die door 'managers van de complexiteit',
politici en bedrijfsleiders gezamenlijk worden ontwikkeld. Aangezien
het om beleidsmatige, katalytische en communicatieve kennis en vaardigheden
voor versnelde ontwikkelingen gaat, is een 'macroscopische' zienswijze
van de industrie, ondernemingen en hun producten noodzakelijk.
1. Ondernemingen en organisaties
van de toekomst
De industrie is een macromachine. Zij
levert de noodzakelijke goederen en diensten aan menselijke samenlevingen
en brengt de wereld van morgen voort. Ondernemingen in de ruimste zin
van het woord staan voor een ingrijpende verandering: de overgang van
het tijdperk van massaproductie en markteconomie naar het tijdperk van
kennisondernemingen die op informatie en communicatie berusten. Dit
is een ingrijpende, paradigmatische overgang die alle aspecten van hun
functioneren zal beïnvloeden.
De overgang van landbouw naar industrie
trok een grote migrantenstroom van arbeidskrachten naar de steden toe.
De overgang van fabrieksarbeid naar dienstverlening heeft tot een toename
van 'witte boorden' geleid. De informatisering van de samenleving haalt
opnieuw alles overhoop door de productiviteit en de efficiëntie
van menselijke hersenen in nog nooit eerder vertoonde proporties te
laten toenemen, wat een ingrijpende aanpassing van de economie en de
werkgelegenheid noodzakelijk maakt. De eerste overgangsfase duurde duizenden
jaren, de tweede drie eeuwen en de derde speelt zich binnen enkele decennia
af. Binnen deze tijd -minder dan een generatie -moeten wij de industrie
van morgen opbouwen om de vitale functies te waarborgen van het 'planetaire
superorganisme' dat bezig is te ontstaan. Daarom is het nodig om mogelijke
toekomstige organisatievormen te beschouwen
De structuur van de traditionele onderneming
die op de kennis en ervaring van de negentiende eeuw is gebaseerd, is
centralistisch, hiërarchisch, getayloriseerd en gespecialiseerd.
Die van de onderneming van de eenentwintigste eeuw zal gedecentraliseerd,
flexibel, mobiel en licht moeten zijn. Zij moet niet alleen produceren,
distribueren en rijkdom creëren, maar vooral ook anticiperen en
zich aanpassen. De traditionele onderneming doet denken aan een horloge
met tandraderen en een mechaniek. De toekomstige onderneming lijkt eerder
op een biologische cel die in een netwerk is verbonden met een geïntegreerd
organisme.
'Symbionomie' definieren we als de leer
van de evolutie van met elkaar levende, wederzijds afhankelijke, organismen
naar een steeds hogere graad van complexiteit en een vergroting van
de organisatie, die zich uitstrekt tot het geheel van de materie, het
leven, de mens en samenlevingen. Vanuit het symbionomische gezichtspunt,
is de onderneming een evoluerend superorganisme dat met een levend systeem
kan worden vergeleken. Het is zowel een biologisch als kunstmatig, menselijk
als mechanisch, hybride systeem dat zich, aan de hand van pressies,
binnen zijn eigen ruimte ontwikkelt. Zijn functioneren berust op symbioses
die op verschillende niveaus tussen mensen, machines en andere organisaties
tot stand komen. Dankzij deze structuur functioneert de onderneming
als een transformator, een katalysator en een versterker. Zij transformeert
financiële, energetische, materiele en informatieve stromen in
goederen en diensten met een hogere meerwaarde, en in nieuwe financiele
stromen. Zij katalyseert productie-, uitwisselings- en distributieprocessen.
Zij versterkt het menselijke handelen en vergroot de vermogens door
haar hiërarchische structuur, de verdeling van taken en de communicatie
tussen verschillende niveaus van activiteit. Zo kan de mens die op symbiotische
wijze met het macro-organisme van de 'onderneming' is verbonden, energie,
tijd, informatie en financiele hulpmiddelen in handelingen, knowhow
en meerwaarde omzetten.
Er zijn vier hoofdredenen die het noodzakelijk
maken dat ondernemingen een nieuwe organisatievorm krijgen.
De eerste reden betreft de rechtlijnigheid
van traditionele methoden. Onze organisaties zijn nog altijd grotendeels
hiërarchisch en sequentieel gestructureerd. De orders komen van
boven, de werkzaamheden worden in sequenties uitgevoerd, vooral in de
zware industrie. Met name in de informatie- en communicatie-industrieën
worden taken al veel vaker gelijktijdig uitgevoerd, maar het sequentiële
denken blijft diep ingeworteld. Dat houdt ongetwijfeld verband met het
feit dat wij veel moeite hebben om in parallellen of in circulaire causaliteiten
te denken. Ons denken en zelfs onze manier van communiceren zijn sequentieel
en lineair. Talrijke processen in de natuur vinden echter plaats via
parallel werkende processors. Wij zien dit verschijnsel bij een mierenhoop
of bij een biologische ontwikkeling waar informatie met behulp van talrijke
zelfstandige actoren wordt bewerkt. De sequentiële, lineaire benadering
is niet afgestemd op de complexiteit van situaties en de snelheid van
ontwikkelingen.
De tweede reden: de noodzaak dat structuren
snel worden aangepast. Elke diepgaande verandering van organisaties
wordt tegengehouden door hun complexiteit. Traagheid en conservatisme
(homeostase) verzetten zich sterk tegen iedere wijziging van structuren
of functies. Omdat onderdelen op verschillende niveaus met elkaar zijn
vervlochten, heeft elke verandering van een deel of radertje noodzakelijkerwijs
een reorganisatie van het geheel ten gevolge, hetgeen veel energie,
tijd en informatie kost. Om deze reden geven de meeste organisaties
eerder de voorkeur aan regelmatige groei dan aan abrupte verandering.
Zij fuseren, gaan in elkaar op, maar hebben veel moeite zich te reorganiseren.
De derde reden houdt verband met het
ontwikkelen van menselijke hulpbronnen. Mensen die in een onderneming
werken, vragen andere vormen van beloning en participatie dan alleen
salaris: waardering, motivatie, medezeggenschap, winstdeling, opwaardering
van taken en het verder ontwikkelen van menselijke hulpbronnen. Dat
impliceert ook andere organisatievormen.
De vierde reden komt voort uit een toenadering
van drie gebieden die eerder gescheiden waren: de mechanica, de biologie
en de informatica. Zij vertegenwoordigen drie aanvullende opvattingen
over de ondernemingen van de toekomst, tussenfases van de co-evolutie
tussen mens, machine en omgeving. Voortaan komen zij op een gemeenschappelijke
benadering uit: een configuratie in netwerken die kenmerkend zijn voor
de biologie en de informatica. Ondernemingen kunnen zich niet meer losmaken
van de netwerken waardoor zij worden gevoed. Evenals een geïsoleerd
levend organisme niet kan overleven, moeten moderne ondernemingen voortdurend
zijn aangesloten op financiële, informatieve of distributieve netwerken.
In de toekomst zal deze vitale verbinding nog worden versterkt, waardoor
het karakter, de structuur en de functies van ondernemingen ingrijpend
zullen veranderen.
Met behulp van omvormingen proberen
ondernemingen op deze nieuwe behoeften, uitdagingen en pressies te reageren.
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen drie organisatievormen die
elk een bepaald soort aanpassing aan hun omgeving vertegenwoordigen.
Het mechanische
model dat aan de fysica is ontleend, leidt tot een piramidale organisatie
en een hiërarchische commandostructuur. Het tayloristische functioneren
berust op een specialisatie van taken. De organisatie wordt volgens
de lineaire tijd gereguleerd. De bestuursvorm is lineaire planning en
kwantitatieve controle.
Het biologische
model dat recenter is, bevordert een netvormige organisatie.
Deze bestuursvorm is eerder sturing dan rechtstreekse bevelen of een
gedetailleerde planning van taken. De referentietijd is niet lineair;
deze tijd dijt uit of trekt samen overeenkomstig de levensfases van
de onderneming: perioden van versterkte activiteit of van hernieuwde
stabilisatie.
Het chaotische
model is aangepast aan de complexiteit van zijn omgeving. Het is
fractaal georganiseerd (onderverdeeld in een aantal zelfstandige eenheden),
terwijl de bestuursvorm katalytisch is (waardoor de voorwaarden voor
effectief handelen worden geschapen). De organisatie berust op een netwerk
van nauw verbonden actoren die volgens bepaalde doelstellingen en algemene
regels gelijktijdig specifieke taken uitvoeren. Als tegenprestatie (terugkoppeling)
krijgen zij informatie via een snelle waarneming van de gevolgen van
hun handelingen op de omgeving (producten, markten en reacties van klanten).
De onderneming functioneert in 'real time'.
De volgende tabel vat de drie organisatievormen
samen:
De huidige pogingen van ondernemingen om
zich om te vormen, zijn gebaseerd op een heraanpassing van structuren,
functies en processen aan de nieuwe uitdagingen die ontstaan door de
overgang tussen de mechanische, biologische en chaotische paradigma's.
2. De intelligente
onderneming, een virtuele onderneming
In de meeste ondernemingen bestaat evenwicht
tussen de drie genoemde organisatievormen. Sommige grote internationale
concerns zijn piramidaal, meercellig en netvormig georganiseerd. Hybride
ondernemingen tussen het mechanische en biologische model zijn echter
het beste aangepast om in de wereld van netwerken te leven en te gedijen,
met het oog op de pressies door complexiteit en versnelling. Op sommige
gebieden (zoals de communicatie, de informatica en de telecommunicatie)
zullen biologische en chaotische modellen overheersen.
In het tijdperk van de netwerken zullen
hybride, intelligente ondernemingen de meeste overlevings- en ontwikkelingskansen
hebben. Een intelligent individu kan goed abstraheren, goed naar waarde
rangschikken en goed problemen oplossen. Hij kan zowel logisch, deductief
als inductief redeneren. Hij denkt in samenhangen, antwoordt snel en
corrigeert zijn fouten. Hij kan zich aan verschillende situaties aanpassen
en geeft blijk van een onbekrompen, open geest. Een intelligente onderneming
bezit eveneens een aantal van deze eigenschappen die in haar algemene
gedrag tot uiting komen: snelheid van handelen, aanpassingsvermogen
aan veranderde situaties, flexibiliteit, relationele vaardigheden, dynamiek,
intuïtie, openheid, fantasie en vernieuwing. Daarentegen is een,
laten wij zeggen 'logge', onderneming traag, zwaar, defensief, te veel
op zekerheid gesteld en onbeholpen. Zij biedt geen visie of totaalplan,
heeft geen fantasie en mist innovatieve vermogens.
Als de intelligentie van een onderneming
gedeeltelijk op een verstandig gebruik van informatie en de circulatiesnelheid
ervan is gebaseerd, zal men het belang van zintuiglijke systemen begrijpen
die de onderneming waarschuwen voor, en informeren over veranderingen,
vernieuwingen of ontwikkelingen die in haar omgeving plaatsvinden. Een
zintuiglijke onderneming kan zich uitrusten met netwerken voor het verzamelen
en evalueren van informatie over nieuwe technologieën, de concurrentie
en marktontwikkelingen. Zij kan een krachtig technologisch, concurrerend
bewakingssysteem opzetten en in werking stellen.
In het tijdperk van netwerken en gedecentraliseerde
dataverwerking zal de intelligentie van ondernemingen echter een nieuwe,
beslissende fase ingaan. Deze intel1igentie zal in de structuur van
de organisatie worden geïntegreerd. De gedecentraliseerde dataverwerking
zal in zekere zin 'de muren' en al1e gangbare voorwerpen binnendringen
met behulp van verkleinde en alomtegenwoordige computers, communicatiebedieningspanelen,
beeldschermen en met elkaar in verbinding staande badges waarmee werkgroepen
intel1igente, onderlinge koppelingen kunnen vormen.
De techniek van de personal computer
is er tot nu toe vooral op gericht geweest de vermogens van individuele
hersenen te versterken. Voortaan zal deze zich ook richten op de toename
van de col1ectieve intel1igentie van een organisatie, die als een superorganisme
kan worden opgevat dat met gedecentraliseerde hersenen is uitgerust.
Binnen het verbindingssysteem van kantoren waar macromachines informatie
verwerken, zal de mens werkelijk een symbiotische relatie met zijn omgeving
hebben. Hij wordt een zenuwcel van het superorganisme. Deze 'neurologie'
die in ondernemingen zichtbaar wordt, zal een nieuwe vorm van ergonomie
voortbrengen: de intel1ectuele of cognitieve ergonomie. Het gaat er
niet zozeer om knoppen, handvatten, sturen, zitplaatsen of hendels aan
het menselijk lichaam aan te passen, dan om het tot stand brengen van
verbindingen van hersenen met transductors, sensoren en 'ubicomps' die
de omgeving vullen. Deze intellectuele ergonomie zal het symbiotische
karakter tussen de mens en de door hem gecreëerde werkomgeving
nog sterker benadrukken.
De toenemende netvorming van de samenleving
zal tot een toenemende decentralisering van sommige soorten industrie
leiden. Een virtuele onderneming is niets anders dan een veelcellig
intelligent netwerk waarvan de knooppunten tot een minimum van hun actieve
en effectieve kritische massa zijn teruggebracht. Zijn locatie is over
meerdere plaatsen verspreid. Elk van deze plaatsen vormt een cel die
bestaat uit een klein aantal personen die specifieke taken vervullen
en andere taken uitbesteden die hun middelen te boven gaan. De vaste
onkosten worden teruggebracht door de decentralisatie in functionele
modules. Sommige virtuele ondernemingen functioneren met slechts een
honderdtal personen. Die zijn via netwerken verbonden met andere onafhankelijke
ondernemingen en werken gedurende een bepaalde periode samen in het
kader van bepaalde opdrachten (montage, boekhouding, reclame of marketing).
Op deze wijze wordt hetzelfde werk verricht als bij ondernemingen die
over duizenden werknemers beschikken en waarvan de bedrijvigheid door
logge, hiërarchische structuren beperkt blijft.
De virtuele onderneming is symbiotisch.
Haar partners werken in gemeenschappelijk belang nauw met haar samen,
waardoor hun capaciteiten optimaal worden benut.
De eenvoudigste vorm van een virtuele
onderneming is een individu dat met een intelligente logistiek, met
hulpmiddelen voor zijn hersenen, is verbonden. De ter beschikking staande
capaciteit van personal computers maakt een individu tot een micro-onderneming,
tot een basiscel of basisknooppunt van een fijnmazig netwerk dat de
hele wereld omspant. Een toenemend aantal mensen die tot de computergeneratie
behoren geeft er de voorkeur aan de grote ondernemingen te verlaten
en in de meest verschillende beroepen zelfstandig te worden. Een persoon
met zijn logistiek komt overeen met een bedrijf met vijf of zes werknemers:
tekstverwerking, documentenbeheer van kaartsystemen, communicatie, fax
en elektronische postbussen, boekhouding, (audiovisuele en grafische)
productie ( vooral op het gebied van design, uitgeverijwezen, binnenhuisarchitectuur),
promotie, reclame en verkoop worden door de multifunctionele computer
overgenomen. De ene keer werkt de computer als verbindingsapparaat en
drukpers, de andere keer als machine om foto's af te drukken of cd-roms
te produceren. Hij vervangt secretaresses, documentalisten, boekhouders,
grafici en telefonistes. De concentratie en dichtheid van zulke processen
en toepassingen zullen op sommige gebieden tot werkloosheid leiden,
maar op andere gebieden juist tot werkgelegenheid. In een slecht voorbereide
samenleving zal het problemen met het omschakelen en het scheppen van
arbeidsplaatsen veroorzaken. Toch moet dit proces nadrukkelijk als een
belangrijke overgangsfase naar het tijdperk van de netwerken worden
gezien.
Kleine werkgroepen die door dataverwerking
en telecommunicatie worden bijgestaan, zullen in nieuweleidinggevende
dienstensectoren van het onderwijs, de communicatie, de consultatie
en de futurologie een internationale invloed hebben die even belangrijk
is als de vroegere invloed van sommige grote ondernemingen. Geïndividualiseerde
dataverwerking en netwerken versterken de macht van het individu tegenover
grote organisaties.
3. Netwerkonderzoek en
fractale productie
Door de netvormige structuur, de gelijktijdigheid
van processen en het chaotische gedrag van nieuwe organisaties worden
de hoofdfuncties van symbiotische ondernemingen ingrijpend veranderd.
Om dit te verduidelijken, worden voorbeelden
over onderzoek en productie gekozen.
Multinationale ondernemingen van de
chemische of farmaceutische industrie waarin honderdduizenden mensen
werkzaam zijn, hebben grote groepen onderzoekers in dienst. Deze groepen
functioneren doorgaans volgens het traditionele, mechanische model dat
hiërarchisch, lineair en sequentieel is. Projecten worden in het
kader van voorgeschreven wegen uitgevoerd die aan naast elkaar liggende,
maar losse, vezels van dradenbundels doen denken. Eerst moet een onderzoeksproject
aan evaluatie en begeleidingscommissies worden voorgelegd. Wordt het
project aangenomen, dan volgt een eerste toewijzing van financiële
middelen, waarna het zijn weg binnen een afdeling of laboratorium af1egt
tot de ontdekking, het octrooi en mogelijkerwijs de industriële
toepassing volgt. Het rendement van dit systeem is echter laag, terwijl
het onderhoud kostbaar is. De klassieke fases komen na elkaar: fundamenteel
onderzoek, toegepast onderzoek, research and development, en
industriële ontwikkeling; als een rivier die van de bron naar de
riviermonding stroomt. De traditionele houding van onderzoek houdt overigens
het beeld in stand dat onderzoek de 'bron' van industriële toepassingen
is, dat het er de hoofdoorzaak van is.
Een dergelijke organisatie laat echter
snel haar beperkingen blijken. Het is moeilijk voor generaals van zo'n
onderzoeksleger om hun soldaten zodanig te laten communiceren dat een
vruchtbare uitwisseling van ideeën wordt bevorderd. Fundamentele
onderzoekers en toegepaste onderzoekers behoren niet tot dezelfde 'cultuur'.
De bruggen tussen de voorgeschreven wegen zijn wisselvallig en ontstaan
door toevallige ontmoetingen of het lezen van een artikel. Bovendien
is het moeilijk om projecten te stoppen. Dit leidt onvermijdelijk tot
dalende rendementen, omdat het voor nieuwe ideeën steeds moeilijker
wordt om door te breken. Men moet de gehele besluitvormingshiërarchie
doorlopen om ze geaccepteerd te krijgen. Het systeem beperkt zichzelf.
Er bestaat een andere weg, namelijk
om werkgroepen als een netwerk van zenuwcellen te organiseren. Elke
onderzoeker is via verschillende technische en menselijke middelen rechtstreeks
met anderen verbonden. Het systeem functioneert door katalyse. Ideeën
worden aan werkelijke problemen afgemeten en hiermee geconfronteerd.
Fundamenteel en toegepast onderzoek coëxisteren binnen een meerdimensionale
matrix. De onderzoeksruimte moet eerder als een bol worden voorgesteld
dan als een bundel voorgeschreven wegen van naast elkaar liggende projecten.
Het volume ervan neemt toe met de nieuwe
kennis van het fundamentele onderzoek. Deze ruimte bevat echter ook
een hele reeks cirkels die verschillende vormen van knowhow voorstellen:
databanken met experimentele en praktische kennis zijn zowel het kenniskapitaal
van de onderneming als haar potentieel voor de toekomst. Als het netwerk
met externe problemen wordt geconfronteerd (nieuwe markten, milieu),
zal het zich reorganiseren door zijn verschillende knowhows opnieuw
te combineren. Met andere woorden: het zal opnieuw worden geconstrueerd
door zijn geheugen en ervaringen te benutten. Op deze wijze zal het
starten van nieuwe projecten of het beëindigen van andere evenwichtiger
verlopen. Het onderzoek naar leerprocessen, vooral bij het kind, laat
zien dat de hersenen niet alleen door het vergaren van nieuwe kennis
verder kunnen worden ontwikkeld. Zij moeten ook reeds verworven kennis
beheren en organiseren. Een belangrijk deel van hun activiteit bestaat
erin het verbindingssysteem van hun kennis te beheren. Een uit onderzoekers
bestaand neuronaal netwerk dat in een symbiotische en communicatieve
structuur is geïntegreerd, weegt zijn kennis voortdurend af en
combineert het steeds opnieuw om oplossingen voor problemen te vinden.
De industriële massaproductie heeft
met de uitvinding van de lopende band een reuzenstap voorwaarts gezet.
De lopende band vervoert producten in diverse stadia van fabricage of
assemblage in een onafgebroken rij naar de arbeidsplaatsen van mensen
of robots die daar een nauwkeurig vastgestelde taak uitvoeren. Een arbeider
wordt niet de volledige knowhow bijgebracht over hoe hij alle onderdelen
van een complex voorwerp moet monteren. Hij hoeft dat slechts van enkele
onderdelen te weten. De lopende band transformeert de opleidingstijd
in een tayloriaanse ruimte.
Talrijke experimenten leveren nu reeds
het bewijs dat deze geordende, hiërarchische, geprogrammeerde productievorm
in enkele industrietakken geleidelijk wordt vervangen door het chaotische
model dat we de 'fractale organisatie' zullen noemen. Op het eerste
gezicht lijkt chaos niets gemeenschappelijk te hebben met een lopende
band. Men dient echter niet te vergeten dat uit chaos orde kan ontstaan,
mits men in staat is het systeem overeind te houden in de kritische
overgangsfase (aan de rand van chaos) tussen verkalkte starheid en onvruchtbare
turbulentie, aangezien deze fase de creativiteit, het innovatieve vermogen
en de complexiteit bevordert. Door een fractalisering van een organisatie
is het mogelijk lineaire processen te doorbreken en op alle niveaus
van handelen terugkoppelingsmechanismen te creëren.
Een fractale fabriek is in weliswaar
autonome, maar met elkaar verbonden, modules onderverdeeld die alle
actoren omvatten die bij de productie of assemblage van een object zijn
betrokken. Sommige van hen werken stroomopwaarts (planning, design,
computerondersteunde conceptie), andere stroomafwaarts (presentatie,
promotie, marketing), maar het team werkt altijd als een geheel waarin
elke actor kan interveniëren, afhankelijk van zijn eigen werkritme
en de druk van zijn planning, op een chaotische wijze, mits hij zich
aan de gestelde termijn houdt. Bovendien zijn sommige actoren onderling
uitwisselbaar en multifunctioneel, wat de flexibiliteit van de werkzaamheden
verhoogt. Binnen een fractale structuur bestaat een hoge mate van motivatie
en participatie, omdat zij de kern van de gehele fabriek vormt. Het
kleine weerspiegelt het grote. Omdat de teams met elkaar in een netwerk
zijn verbonden, vormt het geheel een levend kapitaal van gedeelde kennis
die, als bij een hypertekst, in hiërarchische niveaus is ingedeeld.
Dankzij een menselijke of elektronische verbinding leidt iedere kennis
en iedere toepassing tot andere kennis of andere toepassingen. Op deze
wijze passen werkplaatsen, fabrieken en ondernemingen zich als levende
organismen aan de hen omringende wereld aan. Een fractale fabriek isoleert
en verschanst zich niet achter starre structuren, maar coördineert
de stromen, functies en reguleringen door deze met externe pressies
te harmoniëren.
Het chaotische model en een fractale
organisatie zullen noodzakelijk zijn voor alle vormen van gedematerialiseerde,
gedecentraliseerde productie, zoals die welke reeds in de cyberspace
zijn gerealiseerd. Het zal gaan als bij de makers van audiovisuele programma's
(grafici, makers van digitale beelden, redacteuren, musici, vaklieden
voor trucages) die zich op verschillende plaatsen bevinden en in een
gedelocaliseerde, virtuele elektronische studio als team samenwerken.
Zij zijn in modules georganiseerd die via elektronische netwerken communiceren,
en geven hun werk door overeenkomstig de bestaande planning. Hierbij
gaat het om het gedematerialiseerde equivalent van de 'computergestuurde
productie' van een fabriek die volgens de principes van 'just in time',
'no stock' en 'no fault' functioneert. 'Computergestuurde creativiteit'
berust op soortgelijke principes. In de toekomst zullen deze informatiefabrieken
(multimedia of unimedia) worden gekloond volgens de principes van het
chaotische model en de fractale organisatie en aan collectieve creativiteit
en innovatie bijdragen.
Bovengenoemde nieuwe organisatievormen
in het onderzoek en de productie bieden ondernemingen de gelegenheid
zich aan de druk van de evolutie aan te passen. In deze context verdient
het kostbare menselijke kapitaal bijzondere aandacht. Niet alleen moeten
'menselijke hulpbronnen' worden beheerd, maar ook moeten nieuwe verbindingen
tussen personen en hun onderneming worden aangelegd. Deze verbindingen
moeten berusten op respect voor persoonlijke zienswijzen, die steeds
waardevoller zullen worden door opleidingen op verschillende niveaus;
bijvoorbeeld voor een betere omgang met informatie, tijd en persoonlijke
energie. Deze grondstromen bepalen feitelijk de effectiviteit van iedereen
bij het uitoefenen van zijn beroepsmatige functies. Indien zij verstandig
worden beheerd, kunnen zij het leven meer zin geven en aan een betere
symbiotische relatie tussen mens en onderneming bijdragen.
15 maart 2000, Jules Ruis.